[Verhooijen]
VERHOOIJEN, bedr. w., gelijkvl. Ik verhooide, heb verhooid. Van het onscheidb. voorz. ver en hooijen. Omkeeren, en uit een spreiden, als hooi: gij hebt het gantsche bed verhooid. Halma. Verhoijen ende verstroijen, uit elkander werpen, bij Kil.