[Verhaal]
VERHAAL, z.n., o, des verhaals, of van het verhaal; meerv. verhalen. Van het onscheidb. voorz. ver en halen, met weglating van den staart, zie ver. Berigt, opgave, verslag: door een getrouw verhaal van het gebeurde. Om in orden te stellen een verhaal van de dingen. Bijbelv. Herstel van krachten, van geledene verliezen, enz.: hij kan tot geen verhaal komen. Is daar geen verhaal op te krijgen? Daar is geen verhaal op hem.