[Vergrijp]
VERGRIJP, z.n., o., des vergrijps, of van het vergrijp; meerv. vergrijpen. Van ver en grijp, van grijpen, met weglating van den staart. Zie ver. Misstap, averegtsch bedrijf: ik kan 't vergrijp der boozen niet gedoogen. L.D.S.P. Dan dat vergrijp is nu geschied. D. Deck. Vergeef hem dit vergrijp. Vond.