Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 128]
| |
van de verdreveling; meerv., verdrevelingen. Van verdrijven. Bij Kil. verdrevener. Een mensch, die ergens uit verdreven is, een vlugteling, een balling: de verdrevelingen werden terug geroepen |
|