[Verdraaid]
VERDRAAID, bijv. n. en bijw., verdraajder, verdraaidst. Eigenlijk, een deelw. van verdraaijen. In kromme bogten gewrongen, zoo eigenlijk, als in eenen zedelijken zin: daer en is niet verdraeijts nochte verkeerts in Bijbelv.; waar een krom ende verdraeijt geslachte een ondeugend en boosaardig is. Voorts is verdraeijt van sinnen, bij Kil., in zijn verstand gekrenkt, of in zijn overleg verbijsterd. Die coninc stont nu al verdraijt. L. v. Velth. Van hier verdraaidheid Zamenstell.: onverdraaid.