[Verdraagzaamheid]
VERDRAAGZAAMHEID, z.n., vr., der, of van de verdraagzaamheid; zonder meerv. Van verdraagzaam. Geneigdheid, om te verdragen, te dulden: hij oefent socrates verdraagzaamheid jegens Xantippe. In de Godgeleerdheid, eene duiding van anders denkenden in den schoot van zijn Kerkgenootschap: de Remonstrantsche verdraagzaamheid.