Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
douw het een weinigje. Van spijs gesproken, verteten: hoe kunt gij al dat vet verdouwen? an onaangename bejegeningen, verkroppen, verdragen: eenen hoon verdouwen. Zij kon dat gezegde niet verdouwen. Van hier verdouwelijk, verdouwing |
|