[Verdord]
VERDORD, bijv. n., bijw., en tusschenwerpsel. Eigenlijk, een deelw. van verdorren. Als bijv. naamw., geweldig groot, sterk, treffend, enz.: het is waarlijk eene verdorde reis. Zij gaf hem eenen verdorden steek. Als bijw. zeer: het is een verdord leelijk mensch. Als tusschenwerpsel duidt het verbazing aan: verdord! welk een visch. Alles, in het gemeene leven.