[Verderving]
VERDERVING, z.n. vr., der, of van de verderving; meerv. verdervingen. Van verderven. De daad van verderven, in eenen bedrijvenden zin: tot dat de verdervingen sullen voorbij zijn gegaen. Bijbelv. En in eenen onzijdigen zin: dat in 't naere graf uw Heilige verderving hebb' te vreezen. L.D.S.P.