[Verbouwereren]
VERBOUWEREREN, bedr. w., gelijkvl. Ik verbouwereerde, heb verbouwereerd. Van het onscheidb. voorz. ver en bouwereren. Bij Kil. verbaureren. Onthutsen: ik ben er geweldig van verbouwereerd. Anders ook verbaauwereren, van het verouderde verbaauwen, waarvan het zelfst. n. verbaauwing nog bij Oud. voorkomt: tot verbaauwing der genen, die enz.