[Verborgenheid]
VERBORGENHEID, z.n., vr., der, of van de verborgenheid; meerv. verborgenheden. Van verborgen. De staat van verholenheid voor nasporende oogen, of andere navorschingen: de verborgenheid der plaats. Iets verborgens: siet, ick segge u eene verborgentheijt. Bijbelv. Verborgenheen, die 't volk van ouds af zag. L.D.S.P. In de Godgeleerdheid, een geloofsstuk, dat voor de menschelijke rede onnaspeurlijk, ja onbegrijpelijk, is: de verborgenheid der Drieeenheid. Een geheim leerstuk van een oud of hedendaagsch genootschap, dat enkel aan ingewijden wordt medegedeeld: de verborgenheden der Kabiren. Ik sla 't verhelderd oog in haar verborgenheen. Loots.