[Vente]
VENTE, z.n., vr., der, of van de vente; zonder meerv. Een oud bastaardwoord, dat uit het fr. overgenomen is, en daar ook vente luidt. Eigenlijk, verkooping over het algemeen, maar wordt inzonderheid gebruikt voor verkooping, of opveiling, bij enkele stukken, of deelen: vente houden Kil. Ter vente stellen. v. Hass. Van hier venten, enz. Zamenstell.: ventegoed, Kil. - Intusschen gebruikt men hedendaags voor vente veelal vendu, naar het ital. vendita gebogen, van waar de zamenstell.: vendumeester. Het stamwoord van een en ander is het fr. vendre, lat. vendere, verkoopen.