van een wilt dier. Hooft. Zij stroopen het vel van de ribben. Vond. Met vel ende vleesch hebt ghij mij bekleedet. Bijbelv. Het zit tusschen vel en vleesch. Allerbijzonderst het vel van robben, zwanen, schapen, bokken, kalveren, hazen, honden, katten, en meer andere kleinere dieren, in tegenoverstelling van de huid, welke men aan koeijen, paarden, beeren, wolven, tijgers, enz. toeschrijft: ende die vellekijn want si om sijn handen. Bijbel 1477. En men blijft de gezegde vellen dus noemen, wanneer zij gelooid, en verder bereid, zijn; ten minste in de zamenstelling schootsvel, en in het gebruik van vel bij Kil., voor een stuk parkement; in navolging waarvan men soortgelijk een stuk papier ook een vel noemt; gelijk als men aan een kleiner stuk den naam van blad geeft, omdat men daarop eveneens schrijft, als men oulings op bladeren plagt te doen. Voorts geeft men den naam van vel, of velletje, bij Kil. velleken, aan evenveel welk vlies: de velletjes uit het vleesch snijden. Velleken op het melck. Kil.; en aan lappen en vodden: het is een oud vel van een jak. Het waren slechts vellenen bellen, die zij aan het lijf had. Eindelijk bestempelt men een slecht vrouwmensch met den naam van vel: welk een onbeschaamd vel is dat! Vuil vel, vuile hoer. Kil. - Spreekw.: in een kwaad vel steken, ongezond zijn. Ik wilde niet in zijn vel steken, ten aanzien van gezondheid, of anderzins, in zijne plaats wezen. Uit zijn vel springen, zie springen. Uit zijn vel bersten,
onmatig dik en vet worden. Iemand het vel over de ooren halen, zie oor. Van hier velleloos, vellen, in ontvellen, vellig, villen en vilt. Zamenstell.: velkooper, enz. Bokkevel, dassevel, ganzevel, geitevel, hazevel, hondevel, kalfsvel, kattevel, lamsvel, mollevel, muizevel, robbevel, schaapsvel, vossevel, enz.
Vel, hoogd., neders., zweed., eng., Ottfrid. fell, Ulphil. fill, angels. felle, lat. pellis, ital. pelle, sp. pelleja, fr. peau, is verwant aan vlies, aan het lat. vellus, en het gr. φελλος, en komt van het oude felen, zweed. fela, noordeng. feal, goth. filhan, lat. velare, bedekken.