[Veerman]
VEERMAN, z.n., m., des veermans, of van den veerman; zonder meerv.; in welks plaats men veerlieden gebruikt. Van veer en man. Eigenlijk, een man, die in een veer vaart, een veerschipper: de veerman weigerde het in te nemen. Voorts ook een veerschip, anders ook beurtman genoemd: ik zag hem op den veerman staan. In het hoogd. fährmann, opperd. ferge, ferich, färich.