[Vastenavond]
VASTENAVOND, vastelavond, z.n. m., des vastenavonds, of van den vastenavond; meerv. vastenavonden. Van vaste en avond, met eene tusschenbeiden gevoegde N, die bij oude schrijvers, en ook hedendaags in de gemeenzame verkeering, vaak door eene L vervangen wordt. Eigenlijk, de avond voor den aanvang der vaste: die de vastelavont een gans iaer is, gelijck hij ons eenen avont is. D. Heins. 't Is toch alle daegh gien vastelavond. Bredero. Voorts de gansche tusschentijd tusschen Drie Koningen, en den aanvang der vaste, waarin de Roomschgezinden elkanderen plegen te vergasten: in den vastenavond kom ik u bezoeken. Bij iemand vastelavond houden, of vastelavonden, is hier en daar ten platten lande eenige dagen en nachten in den vastenavond bij hem doorbrengen: ik kom een poosje bij u vastelavond houden, of vastelavonden. Bij Kil. ook vastelavend, in het zweed. fastelagen, vries. festeljoon, hoogd. fastenabend, fastnacht, en, in de tweede beteekenis. fastnachten, zonder lidwoord, of fasenacht, opperd. fasching, beijer. fassangen.