[Vagevuur]
VAGEVUUR, z.n., o., des vagevuurs, of van het vagevuur; zonder meerv. Van vagen, of vegen, en vuur. Hoogd. fegefeuer, zweed. skärseld, schuijervuur. Een middelstand van smartelijke zuivering, waarin de zielen van vele menschen bij hun verscheiden geraken, om voor eene eeuwige zaligheid vatbaar en rijp te worden; door sommige Christenen geloofd en voorgestaan: kunnen de levenden de dooden door gebeden, aalmoezen, enz. van de smarten des vagevuurs bevrijden?