Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vadergek] VADERGEK, bijv. n., zonder vergrootingstrappen. Van vader en gek. Gek naar zijnen vader: wat is dat kind vadergek! Ook als een z. naamw.: het is een regte vadergek. Van hier het verkleinw. vadergekje. Vorige Volgende