Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vaderachtig] VADERACHTIG, bijv. n. en bijw., vaderachtiger, vaderachtigst. Van vader en achtig. Eenen vader voegende, betamende: dat is niet vaderachtig. Als bijw., zoo als een vader behoort te doen: handel toch vaderachtiger. Vorige Volgende