Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Vacatie] VACATIE, z.n., vr., der, of van devacatie; meerv. vacatien. Basterdw., naar het fr. vacation, verlediging tot een of ander bedrijf, bij Meijer onledigheid: wat krijg ik voor mijne vacatie? Zamenstell.: vacatiegeld. Vorige Volgende