[Uitvragen]
UITVRAGEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik vroeg uit, heb uitgevraagd. Van uit en vragen. Door vragen tot ontdekking en opbiechting van alles bewegen: toen ik merkte, dat hij mij uitvragen wilde, draaide ik af. Tot uitgaan verzoeken: ik ben heden avond wederom uitgevraagd. Van hier uitvraagster, uitvrager, uitvraging.