[Uitstekend]
UITSTEKEND, bijv. n. en bijw., uitstekender, uitstekendst. Eigenlijk een deelw. van uitsteken. Al wat uitsteekt, uitmunt: welk een uitstekend verstand! De uitstekendste schoonheid der gansche stad. Als bijw., bij uitstek: die wijn is uitstekend lekker. Zij zong uitstekend schoon. Van hier uitstekendheid: bij uitstekendheid, op eene uitstekende wijs. Poot bezigt het in eenen kwaden zin: uitstekend van onverstand.