[Uitleg]
UITLEG, z.n., m., des uitlegs, of van den uitleg; zonder meerv. Van uitleggen. Genoegzaam evenveel als uitlegging. De daad van uitleggen, verklaring: hij deed mij er eenen goeden uitleg van. Verbreeding: de stad is door den jongsten uitleg veel vergroot. De eerste uitleg is alomme even fraai bebouwd.