Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 255] [p. 255] [Uitdelven] UITDELVEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik dolf uit, heb uitgedolven. Van uit en delven. Al delvende ontledigen: de vaart wordt uitgedolven. Al delvende te voorschijn brengen: delfstoffen delft men uit het aardrijk uit. Vorige Volgende