[U]
U wordt voor den derden en vierden naamval van gij gebezigd; zoo in het meerv., als in het enkelv.: ik zeg het u. Zij misleidt u. Intusschen plaatst men dikwijls achter dit u in het meerv. het woord lieden, even als men zulks ook achter gij doet; maar u en gij zijn zelve juist meervoudig; en dat men ze in het enkelv. in plaats van du en dij bezigt, zoo als M. Stok. reeds in: Heer Ghisebrecht, hier inne sel ik u sinte Gheerden minne geven, eer wi henen riden, en elders, dit is eene navolging van de handelwijze der Franschen met hun vous.