U.
[U]
U is de negentiende letter van het nederd. ABE, en de vijfde der klinkletters. Zij heeft onder de klinkers den allerlaagsten en dofsten toon. Zie Inleiding, bladz. 9. Evenwel wordt zij dikwijls met de E verwisseld. Zie Siegenbeeks Verhandeling over de nederduitsche spelling, bladz. 172. en volg. En nopens hare verwisseling met de L, zie L. Voorts is in de Acta litteraria societatis Trajectinae, Tom. III. pag. 387. en volg. aangetoond, dat zij van de Grieksche Υ, afkomstig is, en deze wederom van de Phoenicische Vav afstamt, en oorspronkelijk denzelfden klank had, dien de Phoeniciers aan hunne Vav gaven, welke zij als eene klinkletter bezigden. Een klank, dien de Grieken naderhand door hunne ΟΥ aanduidden, maar die bij de Latijnen aan de U eigen bleef; waarom hun Musa de plaats van het gr. μουσα bekleedt; en dien zij zelfs aan hunne U, wanneer dezelve onmiddellijk voor eene klinkletter stond, moeten hebben gegeven; aangezien de Grieken hunnen Varro Ὀυαϱ᾽ϱ῾ων noemden. Want, ofschoon de Latijnen dien naam eigenlijk VARRO schreven, echter was de V aan deszelfs hoofd bij hen niets anders, dan de U. Maar eindelijk begonnen zij die letter, in het aangevoerde en soortgelijke gevallen, als eenen medeklinker te bezigen, en werd hunne V het onderscheidend schrijfmerk van dit gebruik van die letter, terwijl zij aan haar, wanneer zij den ouden klank behield, de figuur van U gaven. In navolging hiervan onderscheiden wij onze U ook wel degelijk van de V, en bezigen wij haar als eene klinkletter; schoon wij den klank, dien zij bij de Latijnen had, niet door haar, maar door