[Twistzucht]
TWISTZUCHT, z.n., vr., der, of van de twistzucht; zonder meerv. Van twist en zucht, dat hier evenveel beteekent, als ziekte, zie zucht. Geneigdheid tot twist: wie zal de twistzucht van den aardbodem verbannen? Van hier twistzuchtig. Zie twistachtig.