tweesnijdig, Kil. - tweespalt, enz. - tweespletig, tweespraak, tweesprong, tweestaartig, tweestemmig, tweestippig, tweestrijd, tweesyllabig, tweetal, tweetandig, tweetongig, tweeverwig, tweevingerig, tweevlakkig, tweevleugelig, tweevoetig, tweevorkig, tweevormig, tweevoudig, enz. - tweeweg, tweewerf, tweezang, tweezijdig, enz. - tweezinnig, tweezins, enz.
Twee, oul. twei, Kil. ook tweij, twij, en twie, vries. twa, Ulphil. twa, twai, two, eng. two, angels. tu, twa, twegen, zweed. tvä, krimsch. tua, slavon. dwa, dwie, dwoie, perz. dou, indost. du, dujum, gr. δυω, lat. duo, ital. duo, fr. deux, ierl. do, opperd. zuo, zuen, zuei, hoogd. zweij. Van hier het verouderde tweinen, thans twijnen, draden verdubbelen. Zoo ook twijfelen, 't welk zoo veel zegt, als tusschen beide hangen.