[Trommelbuik]
TROMMELBUIK, z.n., m., des trommelbuiks, of van den trommelbuik; meerv. trommelbuiken. Verkleinw. trommelbuikje. Van trommel en buik. Een buik, die door de zoogenoemde trommelzucht als een trommel opgespannen is: welk een ellendige trommelbuik!