Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Tranendal] TRANENDAL, z.n., o., des tranendals, of van het tranendal; zonder meerv. Van tranen en dal. Eene benaming door sombere dweepzucht aan deze wereld gegeven: verliet ik haast dit aardsche tranendal! De wereld is geen tranendal. Vorige Volgende