[Traktaat]
TRAKTAAT, z.n., o., des traktaats, of van het traktaat; meerv. traktaten. Verkleinw. traktaatje. Een bastaardwoord ontleend van het lat. tractatus, hoogd. tractat, ital. trattato, fr. traité, eng. treatij, treatise, en treat. Eene verhandeling: hij schreef daarover een fraai traktaatje. Eene onderhandeling: een verdrag: het traktaat van vrede en koophandel. Zamenstell.: traktatenschender, enz. Krijgstraktaat, vredestraktaat.