Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Toppet] TOPPET, z.n., o., des toppets, of van het toppet; meerv. toppetten. Het gevlochten of gekruld hoofdhaar: de sluier aan 't toppet is ook uitheemsch geweven. Hooft. Vorige Volgende