[Toppunt]
TOPPUNT, z.n., o., des toppunts, of van het toppunt; meerv. toppunten. Van top en punt. Het alleropperste: het toppunt van een gebouw. Oneigenlijk, is het toppunt van eer, roem, enz. de hoogstmogelijke eer, roem, enz. In de sterrekunde is toppunt het kruinstip, het zoogenoemde zenith.