Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
bij elkanderen scholende, en met elkanderen uitgebroede, vogels: zie daar eenen fraaijen toom eenden.
Zoo queeckt den oijevaer zijn kuikens met echdissen,
En kikkers, die hij uit het broekland weet te vissen,
Tot dat den jongen toom het vliegen machtig is. Oud.
|
|