Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Togtpaard] TOGTPAARD, z.n., o., des togtpaards, of van het togtpaard; meerv. togtpaarden. Van togt en paard. Een paard, dat men in de legers gebruikt, om pakwagens en geschut te trekken: de togtpaarden waren bijkans alle bezweken. Vorige Volgende