[Toevloeijen]
TOEVLOEIJEN, onz. w., gelijkvl. Ik vloeide toe, ben toegevloeid. Van toe en vloeijen. Vloeijend naderen: van waar vloeit ons al dat water toe? Oneigenlijk, toedringen, als een vloed: er vloeide eene groote menigte toe. Het geld schijnt hem van rondom toe te vloeijen. Aanvangen met vloeijen: nu vloeit het bloed