Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
trok toe, heb toegetrokken. Van toe en trekken. Bedr., al trekkende sluiten: ik heb het venster toegetrokken. Trek den knoop toch niet vaster toe. Onz., aanvangen met trekken: laat hem nu toetrekken. Aanhouden met trekken: hij trok steeds toe. Sterk door trekken: trek wat toe! |
|