Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] [Toenagelen] TOENAGELEN, bedr. w., gelijkvl. Ik nagelde toe, heb toegenageld. Van toe en nagelen. Digt spijkeren: de deur is toegenageld. Vorige Volgende