Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] [Toeladen] TOELADEN, onz. w., gelijkvl. Ik laadde toe, heb toegeladen. Van toe en laden. Aanvangen, of voortgaan, met laden: gij moogt gerustelijk toeladen. Vorige Volgende