[Toelaag]
TOELAAG, z.n., vr., der, of van de toelaag; meerv. toelagen. Al wat aan iemand, of iets, wordt toegelegd, of voor iemand, of iets, wordt afgezonderd: die toelage is al te klein voor zulk eene onderneming. Al wat ergens wordt bijgevoegd: de soldij van het krijgsvolk werd met eene toelage verhoogd. Van toeleggen.