[Toeheijen]
TOEHEIJEN, bedr. w., gelijkvl. Ik heide toe, heb toegeheid. Van toe en heijen. Digt heijen: dat gat moet met paalwerk toegeheid worden. Ook onzijdig, aanvangen met heijen: nu moogt gij vrijelijk toeheijen. Voortheijen: hij bleef maar toeheijen.