Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Timavus] TIMAVUS, z.n., m., van den Timavus; zonder meerv. Eene rivier: boven den befaemden Timavus. Vond. Vorige Volgende