[Tillen]
TILLEN, bedr. w., gelijkvl. Ik tilde, heb getild. Opheffen, opligten: ik kan het niet tillen. Ergens aan tillen, is, zich daarmede inlaten. Van hier til, tilbaar, enz. Zamenstell.: tilbrug, enz. Optillen, enz. Dit woord is misschien verwant aan het lat. tollere.