[Theriakel]
THERIAKEL, z.n., vr., der, of van de theriakel; zonder meerv. Anders triakel. Kil. triaeckel, dieriaeckel. In het fr. triacle, eng. treacle, hoogd. theriak, lat. theriaca, gr. ϑηϱιαϰη. Eene artsenij tegen vergif, welker naam van het gr. ϑηϱιον ontleend is, om dat het vleesch van adderen daarin oorspronkelijk eene voorname plaats bekleedde, of omdat men het als een hulpmiddel tegen de beet van adderen, en andere vergiftige dieren, in het gr. ϑηϱια, beschouwde: is de Veneetsche theriakel geen heilzaam tegengif?