[Tegenlast]
TEGENLAST, z.n., m., van den tegenlast; meerv. tegenlasten. Van tegen en last. Een last, die tegen over eenen last ergens in of opgeladen wordt, om het evenwigt te bewaren: er moet achter in het schip meer tegenlast gebragt worden, om het van voren te doen rijzen, en wel te doen zeilen.