[Tegenhanger]
TEGENHANGER, z.n., m., des tegenhangers, of van den tegenhanger; meerv. tegenhangers. Verkleinw. tegenhangertje. Van tegen en hanger. Al wat tegen iets anders over hangt, of geschikt is, om daar tegen over te hangen: deze prent is een goede tegenhanger voor die andere. In het fr. pendant.