[Tegengeschenk]
TEGENGESCHENK, z.n., o., des tegengeschenks, of van het tegengeschenk; meerv. tegengeschenken. Verkleinw. tegengeschenkje. Van tegen en geschenk. Kil. tegenschenck, hoogd. gegengeschenk. Een geschenk, waardoor een ander geschenk beantwoord wordt: ik ontving van hem een fraai tegengeschenk.