[Tegenbeeld]
TEGENBEELD, z.n., o., des tegenbeelds, of van het tegenbeeld; meerv. tegenbeelden. Verkleinw. tegenbeeldje. Van tegen en beeld. Een beeld, dat tegen over een ander beeld geplaatst is, of geplaatst worden moet: het beeld van Napoleon den grooten zal een geschikt tegenbeeld voor dat van Hendrik den grooten wezen. Ook wel eens eene zaak, die door iets anders afgebeeld wordt: door 't water, waarvan 't tegenbeelt, de doop, ons nu oock behoudt. Bijbelv.