[Tegenbeding]
TEGENBEDING, z.n., o., des tegenbedings, of van het tegenbeding; meerv. tegenbedingen. Verkleinw. tegenbedingje. Van tegen en beding. Een beding, 't welk de een tegen over het beding van den anderen stelt: ik wil uw beding laten gelden, maar ik heb dit tegenbeding.