Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
(1810)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
Kil. het been, waarin de tanden vastgehecht zijn, en welks holligheden, die de tanden omvatten, bij Kil., den naam van tandhollekens voeren. |
|