[Tabakskooper]
TABAKSKOOPER, z.n., m., des tabakskoopers, of van den tabakskooper; meerv. tabakskoopers. Van tabak en kooper. Evenveel als tabakshandelaar, iemand, die tabakshandel in het groot drijft. Want dit woord verschilt van tabaksverkooper, waardoor men eenen winkelier in tabak verstaat: die tabakskooper heeft zijn pakhuis nog vol van varinas.